Een schuld voor een ander betalen, kan dat?
Onlangs ontvingen wij de vraag of het juridisch mogelijk is om een schuld van een ander te betalen. Het antwoord is, ja dat kan! Op grond van art. 6:30 BW kan een verbintenis door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet. Er kan slechts gesproken worden van nakoming van een schuld door een derde in het geval 1) de derde zich ervan bewust is dat de verbintenis op een ander rust dan hemzelf en hij beoogt die verbintenis te voldoen of 2) dat er gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de derde de schuld (wel) heeft beoogd te voldoen in de zin van art. 3:35 BW.
Het eerste geval waarin de betaling van een schuld door een derde kan worden verricht, is uiteraard vrij logisch. De derde die betaalt moet weten dat hij de schuld van de ander betaald en hij doet de betaling met het oog op deze schuld te voldoen. Maar het tweede geval is wat lastiger te definiëren. Want wanneer is er sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen dat de derde de schuld heeft beogen te voldoen?
Uit rechtspraak van het gerechtshof te Leeuwarden[1] en de rechtbank te Amsterdam[2] blijkt welke omstandigheden dat kunnen zijn bij de beoordeling van de vraag of de ontvanger van een girale betaling er gerechtvaardigd op mag vertrouwen dat die betaling voor hem bestemd was ter voldoening van een openstaande schuld, ook al corresponderen de naam van de schuldenaar en de bankrekeninghouder niet. Dit gerechtshof en deze rechtbank hebben overwogen dat deelnemers aan het girale betalingsverkeer vertrouwen moeten kunnen hebben in de juistheid en de rechtsgeldigheid van betalingen die ten gunste van hen worden verricht, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, zoals wetenschap van een fout, een vergissing of fraude. Bij de beoordeling van de vraag of de ontvanger van de betaling op de hoogte had moeten zijn van dergelijke aanwijzingen is in deze rechtspraak van belang geacht dat de verrichte betalingen correspondeerden met het openstaande factuurbedrag en dat de betalingen het op de factuur weergegeven bedrijfs-, factuur- en debiteurnummer vermeldden.
Ook kan er onder omstandigheden voor de ontvanger een onderzoeksplicht gelden. Dit is echter wisselend en afhankelijk van de omstandigheden. In het kort geldt dat het uitgangspunt lijkt te zijn dat de ontvanger van een girale betaling er in beginsel op moet kunnen vertrouwen dat de daarmee corresponderende schuld wordt voldaan, indien de bij de betaling weergegeven gegevens dat doen vermoeden. Dan is er dus sprake van gerechtvaardigd vertrouwen bij de ontvanger. Dat de derde niet zelf de betalingsopdracht heeft verstrekt, maar dat een ander zijn bankrekening heeft gebruikt, behoeft aan het gerechtvaardigd vertrouwen niet in de weg te staan. Gerechtshof Leeuwarden heeft hierbij van belang geacht of de derde de ander de mogelijkheid heeft verschaft om te beschikken over de banktegoeden of onvoldoende heeft gedaan om dit te voorkomen.
In het geval geconcludeerd kan worden dat – de ontvanger er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat – de derde beoogd heeft een openstaande schuld van een ander te voldoen, is er geen sprake van een onverschuldigde betaling door de derde in de zin van art. 6:203 BW. Aan zijn betaling ligt in dat geval een titel ten grondslag, namelijk de verbintenis tussen de ontvanger van de betalingen en de ander wiens schuld de derde heeft voldaan.
Al met al is het dus mogelijk om een schuld van een ander te voldoen. Als ontvanger zal je wel voorzichtig moeten zijn met een betaling van een derde aanwenden voor het verminderen van de schuld die een ander op jou heeft. Je zult zeker moeten weten dat de betaling voor jou is en wordt betaald om een schuld die een ander aan jou heeft, te voldoen.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Neem contact met ons op via info@ba-f.nl of 035-2340990.
[1] Hof Leeuwarden 30 augustus 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231. Ook besproken in het stuk: Ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling als bronnen van verbintenissen (O&R nr. 80) 2014/5.2.2
[2] Rb. Amsterdam 11 juli 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX298. Ook besproken in het stuk: Ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling als bronnen van verbintenissen (O&R nr. 80) 2014/5.2.2